Jongeren
Preventie

One size does not fit all: ook gezondheidspromotie moet diverser

1 op 2 jongeren maakt zich minstens af en toe zorgen over zijn of haar gezondheid, met opvallende verschillen tussen jongens en meisjes. Hoe moeten we kijken naar de resultaten van de gezondheidsenquête die we afnamen bij 1000 jongeren, in aanloop naar het symposium ‘Mijn gezondheid, mijn ding!’? We spraken erover met Prof. Dr. Tine Vervoort, expert in de klinische en gezondheidspsychologie, verbonden aan het Ghent Health Psychology Lab, Universiteit Gent.

Afbeelding
jeunes promotion santé

Een van de opvallende conclusies van de gezondheidsenquête, is het feit dat meisjes zich merkelijk meer zorgen maken over hun eigen gezondheid, zichzelf een minder goede gezondheid toeschrijven en zich meer bezig houden met specifieke gezondheidsthema’s. Kunt u dit linken met uw academische inzichten en praktijkervaringen?

"We zien die verschillen ook in andere gezondheidsonderzoeken, bijvoorbeeld op vlak van pijn. Sommige onderzoeken tonen aan dat meisjes makkelijker pijn uiten en meer expressief gedrag op dat vlak vertonen. Dergelijke verschillen kunnen voor een stuk voortkomen doordat we verschillend omgaan met jongens en meisjes. Boys don’t cry. We hebben gender stereotiepe verwachtingen. Maar dat betekent uiteraard niet dat er ook altijd een verschil is in ervaring. Toch merk ik dat deze verschillen ook weerspiegeld worden in mijn klinische praktijk. We zien veel meer meisjes dan jongens. Dat verschil is trouwens nog véél uitgesprokener bij etnische en raciale minderheidsgroepen. Vermoedelijk weegt de lichaamscultus ook zwaarder door bij meisjes, wat zich kan vertalen in grotere bezorgdheden over gezonde voeding en voldoende beweging. Ten derde denk ik dat stereotypen ook voor verschillen kunnen zorgen in de zorg die hulpverleners aanbieden aan meisjes versus jongens. 
Het zou in ieder geval goed zijn over dit aspect meer bewustzijn te creëren, want gender stereotypen kunnen volgens mij op zijn minst een gedeeltelijke verklaring brengen voor de gezondheidsverschillen die we vaststellen tussen jongens en meisjes. "

Moeten we dit zien als slecht nieuws voor de meisjes?

"Zich zorgen maken is op zich niet negatief. Vrouwen die zich bijvoorbeeld helemaal geen zorgen maken over borstkanker zijn minder geneigd om in te gaan op screening en kunnen zo sneller de kans missen om een tumor in een vroegtijdig stadium op te sporen. Of jongeren wiens ouders kanker hebben gehad, gaan soms uit voorzorg een gezondere levensstijl trachten aan te nemen. Zich zorgen maken kan dus net een belangrijke determinant zijn om gezond gedrag te stellen. Maar wanneer men zich excessief zorgen maakt en dus een zeer grote mate van vrees ervaart, treedt er vaak ook excessief vermijdingsgedrag van dagdagelijkse activiteiten op. 
En hoewel een bepaalde mate van vrees of zorgen maken en bijhorend vermijdingsgedrag een beschermend effect heeft, kan een teveel ervan je in een vicieuze cirkel brengen. Wie bijvoorbeeld niet meer gaat werken om bepaalde pijn inducerende prikkels te vermijden, kan terechtkomen in een situatie waarbij de aangepaste (vermijdende) levensstijl de gezondheid verder aantast. Door de rol die vrees en vermijding spelen, kan een subjectieve ervaring dus ook objectief leiden tot meer gezondheidsklachten. "

Hoe kijkt u naar de sociale context om tot een gezonde levensstijl te komen?

"Het belang van de sociale context om tot een gezonde levensstijl te komen bij jongeren is ontzettend groot. Een recente doctoraatsstudie toonde dat nogmaals aan. Binnen dat onderzoek werd een app ontwikkeld om jongeren aan te sporen tot gezonder gedrag. Het succes van die app bleef heel beperkt. Wat bleek uit de focusgroepen, is dat jongeren vooral de inbedding in een sociale context misten. Het belang van peers is niet te onderschatten. Het is voor jongeren zó belangrijk om deel uit te maken van een groep en zich te kunnen spiegelen aan anderen naar wie ze opkijken. Anderzijds tonen de resultaten van jullie enquête dat de impact van de leerkracht of school heel beperkt is, wat mogelijks gelinkt kan worden aan een breder maatschappelijk verschijnsel. De status van de leerkracht is afgenomen en er heerst soms een negatieve blik op onderwijs. Minder en minder mensen stappen nog in het onderwijs. Wat verder ook bleek uit jullie enquête is dat de invloed van de ouders niet te onderschatten is. Hebben ouders aandacht voor gezond gedrag van hun kinderen, gaan ze gezond gedrag voldoende prijzen en positief bekrachtigen? Of wanneer er mentale klachten zijn, wordt er dan door de ouders aangemoedigd om erover te praten? Het betrekken van de sociale context is dus sowieso een heel belangrijke factor wanneer we kijken naar de bevordering van gezond gedrag. En dan denk ik hoofdzakelijk aan digitale platformen, zoals TikTok en Instagram, waarop jongeren heel veel tijd doorbrengen, als heel invloedrijke kanalen om gezond gedrag te bevorderen. "

Vond u het verrassend dat de huisarts, naast vrienden en familie, een van de meest motiverende actoren is voor jongeren om meer met gezondheid bezig te zijn?

"Ik vond dat vooral een heel hoopvol gegeven, vanuit de visie op het belang van eerstelijnszorg en bijhorende vroegtijdige onderkenning van problemen en gerichte doorverwijzing. Het toont toch aan hoe belangrijk de huisarts is en hoe groot zijn impact is wanneer het aankomt op doorverwijzing naar meer specifieke hulp. Vanuit mijn eigen klinische praktijk merk ik dat, wanneer een huisarts doorverwijst, mensen dat ook meer ter harte nemen. De drempel voor hulp te zoeken voor mentale klachten is helaas nog altijd zeer groot. Mijn boodschap aan hen is dus dat ze niet moeten aarzelen om door te verwijzen, ook bij milde of matige mentale klachten. Het is zo belangrijk om psychische klachten vroegtijdig op te sporen en aan te pakken. "

Jongeren zijn veel minder genegen om vrijheidsbeperkende maatregelen te steunen, wanneer het aankomt op gezondheid. Welke elementen kunt u hieraan toevoegen?

"Dat kadert eigenlijk perfect binnen de zelfdeterminatietheorie, die stelt dat mensen van kleins af aan 3 psychologische basisnoden hebben. Daarin spreekt men over de nood aan autonomie, competentie en verbinding. Mensen willen voelen dat ze iets kunnen en dat ze het alleen kunnen. Vrijheidsbeperkende maatregelen gaan eigenlijk volledig in tegen de nood aan autonomie en competentie. De nood aan verbinding staat dan weer voor het belang van de sociale context, die ook zeer sterk naar voren komt uit de enquête. "

Mocht u aan de beleidstafel aanschuiven, welke tips zou u dan nog meegeven?

"Ik zou meegeven dat het sowieso belangrijk is om vanuit een achterliggend theoretisch kader te vertrekken, als we willen motiveren om meer gezondheidsbevorderend gedrag te stellen. Om tot gedragswijziging te komen, zijn er verschillende theoretische kaders voorhanden. Sociale context is heel belangrijk, maar ook andere factoren zoals kennis over gezond gedrag, het hebben van een positieve intentie, waargenomen vatbaarheid, eigeneffectiviteit, … Anderzijds zou ik ook trachten om interventies steeds zo eenvoudig mogelijk te houden. Verg zo weinig mogelijk tijd en effort van jongeren als je succes wil hebben. Rekening houden met diversiteit in het opzetten van gezondheidsbevorderende interventies, is een andere belangrijke pijler; diversiteit in termen van gender (zoals uit jullie enquête blijkt), maar ook sociaal-economische status, of raciale en etnische achtergrond. We mogen niet uitgaan van het idee dat gezondheidsbevorderend gedrag universeel kan benaderd worden; one size does not fit all.
Ook meer inzetten op een biopsychosociaal perspectief om gezondheid te begrijpen, waarbij de wisselwerking tussen lichaam en geest op de voorgrond komt te staan, is van cruciaal belang. Slaap, voeding, fysieke activiteit en ontspanning zijn eigenlijk basispijlers om een fond te leggen voor meer veerkracht en weerbaarheid tegen mentale klachten. Ik denk dat daar veel meer aandacht moet naar gaan. Inzetten op een gezonde levensstijl om ook het mentale welbevinden te verhogen staat hierbij centraal. "

Tine Vervoort interview jeunes prévention
Wie is ...

Tine Vervoort is doctor in de klinische psychologie met een specialisatie in de gezondheidspsychologie. Ze heeft 20 jaar ervaring in wetenschappelijk onderzoek naar de rol van verscheidene psychosociale factoren in de context van lichamelijke aandoeningen, in het bijzonder pijnklachten. Daarnaast doceert ze aan de UGent over het bevorderen van gedragsverandering voor een gezondere levensstijl. Tot slot coördineert ze en werkt ze ook in haar eigen multidisciplinaire klinische praktijk.