Arbeidsongeschiktheid

Restcapaciteiten of een positieve kijk op werkhervatting

Langdurige afwezigheid wegens ziekte betekent niet dat je volledig ongeschikt bent voor welke activiteit dan ook. Opnieuw een job uitvoeren helpt zelfs om te genezen. Uitleg krijgen we van dr. Philippe Mairiaux, arbeidsarts en ergonoom van opleiding en professor arbeidsgeneeskunde aan het departement Volksgezondheid van de Universiteit van Luik.   

Afbeelding
shutterstock

Wat wordt bedoeld met ‘restcapaciteiten’?

Wanneer iemand ziek is en niet werkt, is hij zelden 100 % arbeidsongeschikt in de strikte zin van het woord. Veel situaties leiden tot duidelijke beperkingen, maar laten nog ruimte voor bepaalde capaciteiten. Het gaat om activiteiten die iemand wel nog kan verrichten ondanks de medische reden die tot de stopzetting van het werk heeft geleid. Het feit dat iemand een ziekte heeft, betekent niet dat hij volledig onbekwaam is en zich daarom aan het sociale leven moet onttrekken. Die ‘arbeidsongeschiktheid’ snijdt de persoon in zekere zin af van een hele reeks sociale stimuli, met collega's en vrienden op het werk, bijvoorbeeld. Van de ene dag op de andere word je uit dit netwerk geplukt. Deze visie op de restcapaciteiten houdt ook in dat je de persoon een vorm van activering van deze capaciteiten, die vaak belangrijk blijven, aanbiedt.

Waarom is het zo belangrijk om het accent te leggen op de vaardigheden die wel nog bestaan?

Het is bewezen dat je lichaam sneller herstelt als je actief blijft. In beweging blijven bevordert een snellere en effectievere revalidatie. We genezen beter als we lichamelijk actief blijven. Dit voorkomt wat we ‘de vicieuze cirkel van de pijn’ noemen: we voelen pijn en daarom denken we dat we zo weinig mogelijk moeten bewegen, maar hoe minder we bewegen, hoe langer de pijn aanhoudt. Door stil te zitten, maak je je probleem erger in plaats van beter. En dan is er nog het psychologische aspect. Hoe langer je thuis blijft, hoe meer je afgesloten raakt van je sociale leven, en hoe groter de kans dat je je gaat concentreren op de ziekte en de pijn die ermee gepaard kan gaan. De ziekte wordt geleidelijk aan het hoofdkenmerk van de persoonlijke identiteit: ik ben een zieke en ik verwacht dat mijn omgeving en artsen mij ook zo zien. Dit is wat onderzoek heeft uitgewezen. Je moet echt voorkomen dat de persoon wegzakt in de rol van zieke.

Wie zijn de drijvende krachten achter deze verandering van visie?

Er is de persoon zelf met zijn eigen profiel, beweegredenen, omgeving, capaciteiten, financiële factoren en zijn hele familiale constellatie. Daarnaast is er de medische pool: de adviserend arts wiens rol de laatste jaren sterk is geëvolueerd en waaronder nu ook de begeleiding van de vervroegde re-integratie valt. Er is ook de behandelende arts, die de vertrouwenspersoon is tot wie de persoon zich het eerst zal wenden. Als de behandelend arts zich bewust is van het gevaar van een langdurige afwezigheid, zal hij bij elke medische afspraak de mogelijkheid van een terugkeer naar het werk en de voorbereiding daarvan opwerpen. Maar deze arts kan soms overdreven beschermend zijn en het recht van zijn patiënt verdedigen om ziek te zijn. En dan zijn er natuurlijk nog de bedrijven die vaak een volledig herstel verwachten alvorens een terugkeer naar het werk toe te staan, wat uiteraard de kansen op een vervroegde terugkeer verkleint. We merken gelukkig een positieve mentaliteitsverandering.

Hoe kan deze visie concreet uitgevoerd worden binnen het huidige systeem?

De meeste mensen die wegens ziekte afwezig zijn, zijn gemotiveerde mensen en deze motivatie moet worden aangemoedigd. In het huidige systeem zou meer nadruk moeten worden gelegd op het belang van een vervroegde terugkeer, niet om de zieke onder druk te zetten, maar om hem te helpen bij de re-integratie in het arbeidscircuit en het sociale leven. Ook moet men verder gaan dan de enge visie van symptoomgericht herstel en denken dat de patiënt pas genezen is als alle symptomen van de ziekte zijn verdwenen. Deze visie kan zowel door de patiënt als door de arts worden gedeeld, waardoor het een echte belemmering vormt voor een vroegere werkhervatting. Hier is een mentaliteitsverandering nodig.

De behandelend arts moet dus een centralere rol spelen.

De behandelend arts kan de patiënt inderdaad bewust maken van het feit dat een activiteit hervatten voor hem gunstig kan zijn. Zonder een specialist in sociale wetgeving te zijn, kan de arts de patiënt aanmoedigen om na te denken over zijn situatie en de mogelijkheden om weer aan het werk te gaan, bijvoorbeeld in samenwerking met de arbeidsarts. Zo zou hij bij een gunstig verloop van de ziekte bijvoorbeeld systematisch een bezoek aan de arbeidsarts kunnen voorstellen na X maanden arbeidsongeschiktheid. De bedoeling is de patiënt te helpen om niet op te geven en te voorkomen dat hij in een situatie van invaliditeit terechtkomt. Want op termijn zijn dat vaak sociale rampen, die in veel gevallen voorkomen hadden kunnen worden.