Arbeidsongeschiktheid

Adviserend artsen en arbeidsongeschiktheid: welke uitdagingen brengt de toekomst?

De gezondheidzorg staat onder druk. Het aantal personen in arbeidsongeschiktheid loopt de laatste jaren de spuigaten uit, wat onder meer leidt tot een ware overlast aan werk voor de adviserend artsen. Laten we eerlijk zijn: er zijn niet meer genoeg adviserend artsen voor het aantal te verwerken arbeidsongeschiktheden. Hun rol is echter van groot belang. Er moeten dus snel structurele oplossingen komen voor deze maatschappelijke problematiek. Welke mouw passen we aan dit tekort? Gesprek met Philippe Marneth, arts-directeur bij de Onafhankelijke Ziekenfondsen

Afbeelding
Avenir incapacité de travail

Welke rol speelt de adviserend arts bij arbeidsongeschiktheid?

Bij de Onafhankelijke Ziekenfondsen maken we een duidelijk onderscheid tussen de adviserend artsen gespecialiseerd in geneeskundige verzorging en diegenen gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheid. Deze laatste gaan na of de verzekerde voldoet aan de medisch-wettelijke criteria van de erkenning in arbeidsongeschiktheid, geven advies en coördineren de verschillende initiatieven om de terugkeer naar het werk mogelijk te maken volgens de restcapaciteiten. 

 

Philippe Marneth

Wat is het verschil tussen primaire arbeidsongeschiktheid en invaliditeit?

Het verschil zit hem enkel in de duur. Een persoon die om gezondheidsredenen meer dan 12 maanden arbeidsongeschikt is, wordt administratief beschouwd als invalide of is met andere woorden langdurig ziek. Houd er wel rekening mee dat de eerste 18 à 24 maanden van de arbeidsongeschiktheid cruciaal zijn. In deze periode is hun behoefte aan hulp, begeleiding, ondersteuning en advies het grootst en hebben de inspanning voor een professionele re-integratie het meest kans op slagen. Het is dus absoluut noodzakelijk om de overgang van primaire arbeidsongeschiktheid naar invaliditeit te herzien én om vanuit medisch oogpunt het begrip ‘invaliditeit’, vandaag gebaseerd op de duur van de ziekte, te herbekijken om de andere beroepsvaardigheden van de verzekerde meer te valoriseren.
Tegelijkertijd is het duidelijk dat we ook moeten nadenken over hoe we personen in invaliditeit voor wie de terugkeer naar de arbeidsmarkt niet zo evident is, het best kunnen ondersteunen.  Ze hebben nood aan specifieke begeleiding.

Concreet dan, hoe kunnen we de werklast van de adviserend arts verminderen?

Eerst moeten we werk maken van multidisciplinariteit en meer delegering overwegen. In hoeverre kunnen we bepaalde taken delegeren en tegelijk controle houden op de kwaliteit van die gedelegeerde taken?
Verder moet het beroep van adviserend arts opgekrikt worden om het aantrekkelijker te maken: een herziening van het barema is een van de pistes.
Tot slot moeten de adviserend artsen de mogelijkheid krijgen meerdere activiteiten te combineren, onder meer op curatief niveau. Dit debat moet er komen samen met de definitie van de voorwaarden want dit vormt een belangrijke hefboom.  

Deze flexibiliteit maakt het beroep van adviserend arts aantrekkelijker en schept een zekere win-winsituatie voor artsen: een adviserend arts die curatieve activiteiten uitoefent, houdt zijn kennis up-to-date en verwerft meer ervaring. En omgekeerd, een arts uit de curatieve sector die ook optreedt als adviserend arts komt in contact met de reglementaire aspecten, het sociale recht, de impact van verjaringstermijnen en kan zijn patiënten in arbeidsongeschiktheid beter begeleiden in een re-integratietraject. 
Daarnaast wordt reeds samen met het RIZIV nagedacht over mogelijke oplossingen, waaronder een vereenvoudiging van de verschillende taken van de adviserend artsen. Sommige van deze taken lijken niet altijd noodzakelijk ... Neem het volgende voorbeeld: voor een werknemer is een akkoord deeltijds werk beperkt tot maximaal twee jaar. De adviserend arts moet hem echter opvolgen als het akkoord afgelopen is, ook al weet hij heel goed dat de betrokkene nooit meer zal kunnen werken.

Digitalisering, een sleutelelement?

Ja, zeker! De digitalisering is echt belangrijk omdat ze tijdswinst betekent voor alle actoren die op een gegeven moment tussenkomen in het dossier arbeidsongeschiktheid en in het terug-naar-werktraject. De adviserend arts moet nauw kunnen samenwerken met de behandelend arts (de huisarts of specialist) en met alle andere partijen zoals de arbeidsarts, de terug-naar-werkcoördinator maar ook de referentieadviseurs van opleidingscentra zoals de VDAB, Actiris of Forem.
Er wordt dus echt uitgekeken naar de invoer van een uniek beveiligd digitaal platform om te communiceren en gegevens te delen. Op basis van de medische en administratieve profielen moet het platform de relevante medische info en/of specifieke administratieve opvolgingen kunnen inventariseren.
Het zou tevens interessant zijn om, dankzij artificiële intelligentie, de personen te kunnen identificeren voor wie we prioritair acties moeten ondernemen.
De teleconsultaties behouden een zeker nut, dat goed afgebakend moet worden. Ze mogen wel niet beschouwd worden als magische oplossing omdat ze niet geschikt zijn in alle situaties of voor alle doelgroepen. Denk daarbij vooral aan doelgroepen met minder digitale vaardigheden.

Wat vindt u, na enkele maanden op het terrein, van de terug-naar-werkcoördinatoren?

Het is op zich een heel goede zaak. Ze zijn opgeleid in Disability Management en bieden ondersteuning aan de adviserend arts. Ze nemen de tijd om de verzekerden te contacteren, te informeren, uitleg te geven en te coachen met het oog op een mogelijke re-integratie op de arbeidsmarkt. Laten we niet vergeten dat verzekerden ook spontaan contact kunnen opnemen met de coördinatoren en niet hoeven te wachten tot ze bij de adviserend arts gaan. Uit de eerste resultaten blijkt dat er al veel interesse is voor dergelijke begeleiding. Het zou me dus niet verwonderen als we er snel meer terug-naar-werkcoördinatoren moeten aanwerven!

Meer weten over het beroep van adviserend arts?

Sarah Vidick, adviserend arts bij de Onafhankelijke Ziekenfondsen