Arbeidsongeschiktheid

Arbeidsongeschiktheid: beleid van de overheid moet anders!

De cijfers zijn duizelingwekkend: eind 2021 zal naar schatting bijna een half miljoen mensen meer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn en dus het statuut van invalide hebben. Het aantal invaliden in België steeg tussen 2010 en 2020 met meer dan 71 %: ze zijn nu met 1,5 keer meer dan het aantal werklozen. Voor de overheidsuitgaven betekent dit dat er nu 12 % van de totale begroting van de sociale zekerheid, d.w.z. bijna 9 miljard euro, wordt besteed aan arbeidsongeschiktheid.

Afbeelding
symposium incapacite travail 2023

De cijfers zijn bekend, evenals de redenen. Denk maar aan de communicerende vaten tussen de verschillende takken van de sociale zekerheid. Of de vermindering van het aantal werklozen wat heeft geleid tot een toename van het aantal mensen in invaliditeit. Er is ook de vergrijzing van de actieve bevolking, de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van vrouwen, de toename van het aantal zieken en de duur van hun arbeidsongeschiktheid ten gevolge van hun ziekte, ...

Alle experts bevestigen: het arbeidsongeschiktheidssysteem is een maatschappelijke ‘bom’. Het belangrijkste is nu om te spreken in termen van ‘oplossingen’.

Een eerste oplossing is om de wortel aan te pakken: gezondheidspromotie en -preventie blijven noodzakelijk, niet alleen in het beleid, maar ook in concrete acties. Zo is het in dit domein niet meer aanvaardbaar dat, behalve in geval van een gezondheidscrisis, België en zijn deelstaten zich beperken tot investeringen van 2,1 % van de middelden die toegekend worden aan gezondheidszorg. Het Europese gemiddelde bedraagt 3 %! En we benadrukken dat het hier wel degelijk gaat om ‘investeringen’ en niet om ‘uitgaven’. Elke euro die in preventie wordt gestoken, kan er vier opleveren.

Een tweede oplossing is de hervorming van het arbeidsongeschiktheidssyteem zelf. Dit systeem werd inderdaad nog geen vijf jaar geleden herzien, maar dat gebeurde zonder overleg en zonder diepgaande reflectie over de implementering ervan. Resultaat? Het project, dat op papier aantrekkelijk leek, bleek in de praktijk complexer dan gedacht. De re-integratietrajecten bleken weinig flexibel. Hun formalisering zorgde voor een toename aan administratieve procedures voor de gerechtigde, de werkgever en de betrokken artsen. In veel gevallen werden de re-integratietermijnen verlengd. Nu de beroeps- en medische parcours van persoon tot persoon verschillen, moet het systeem soepeler en flexibeler worden gemaakt. Zo kan er tegelijkertijd rekening worden houden met de behoeften aan herstel en de mogelijkheden om weer aan het werk te gaan. Rust is noodzakelijk voor de werkhervatting, maar we mogen ook het lijden en de moeilijkheden niet vergeten, veroorzaakt door de stopzetting van de activiteit.

Om dit systeem flexibeler en efficiënter te maken wil de overheid ‘return to work coordinators’ rekruteren in de kabinetten van de adviserend artsen. In principe een uitstekend idee, als we de zekerheid hebben dat deze nieuwe spelers kunnen optreden zonder al te veel formalisme en in goede verstandhouding met de andere betrokken professionals. De versterking van de adviserend artsen is in dat opzicht zeker interessant, aangezien ze met slechts 260 zijn om een groep van 500.000 invaliden te begeleiden. Daarnaast zouden nieuwe tools een grote meerwaarde kunnen betekenen, zoals een digitaal communicatieplatform waarmee constante informatie-uitwisseling mogelijk is tussen de vele betrokken spelers, uiteraard met respect voor de GDPR-wetgeving.

Een derde oplossing bestaat uit de herziening en vereenvoudiging van de berekening van de uitkeringen. Het niveau daarvan zou moeten liggen tussen de armoederisicodrempel en het minimumloon. Op die manier krijgt de arbeidsongeschikte persoon de middelen die hij nodig heeft om te overleven en te genezen. Tegelijkertijd wordt hij aangespoord om terug aan het werk te gaan zodra hij weer voldoende en medisch aantoonbare capaciteiten heeft verworven. In het specifieke geval van deeltijdse werkhervatting zou de cumulatie van de uitkeringen en de inkomsten lager moeten zijn dan het oorspronkelijke voltijdse loon, om de eventuele ‘werkval’ te verkleinen.

Preventie, het flexibel maken van de re-integratietrajecten en de herziening van de berekening van de uitkeringen: de Onafhankelijke Ziekenfondsen roepen niet op tot uitgaven, maar tot investeringen in het arbeidsongeschiktheidsbeleid. De situatie omgooien zal niet lukken zonder investering in preventie en welzijn op het werk, zonder het personeel te versterken dat de arbeidsongeschikten begeleidt en zonder de uitkeringsbarema’s te herzien. De situatie omgooien betekent inzien dat elke euro die goed geïnvesteerd wordt, de terugkeer van (voldoende) genezen personen in een gezonde professionele omgeving vergemakkelijkt. De situatie omgooien is beseffen dat investeren in arbeidsongeschiktheid op lange termijn, de groei van de uitgaven in deze sector afremt en dat mensen worden aangemoedigd weer aan het werk te gaan, waardoor de inkomsten van de staat toenemen via de sociale bijdragen. De situatie omgooien betekent eindelijk een globale politieke visie hebben, in het kader van de hervorming van de arbeidsongeschiktheid, maar ook die van de pensioenen en de mensen op het einde van hun loopbaan.

Het zou een gezond en duurzaam overheidsbeleid betekenen, met ruimte voor goed beheer van het overheidsgeld en een maximalisering van het welzijn van de burgers.

Xavier Brenez
Directeur-generaal van de Onafhankelijke Ziekenfondsen